Hoe vergroot ik de biodiversiteit in mijn tuin?

Gepubliceerd op 15 januari 2024 om 21:50

Biodiversiteit is een begrip dat tot tien jaar geleden vooral in het vakjargon van ecologen paste, maar nu niet weg te denken is uit de media. Dat is niet zo gek, want studie na studie toont aan dat de biodiversiteit in Nederland afneemt.

Waarom is biodiversiteit zo belangrijk? En, vanuit een positievere invalshoek, wat kunnen we in onze tuin doen om de biodiversiteit te vergroten?

Biodiversiteit is de verscheidenheid aan leven die zorgt voor robuuste en weerbare ecosystemen.

Dat klinkt misschien ingewikkeld, maar met wat uitleg en een paar voorbeelden wordt het een stuk logischer. In gezonde ecosystemen leeft een grote variatie aan soorten; vele dieren en planten, maar ook bacteriën, schimmels etc. Ze hebben allemaal fitte populaties die onderling ook van elkaar verschillen. Zo is het DNA van de koolmezen in jouw tuin net even anders dan dat van koolmezen aan de andere kant van het land.

Onderling hebben de verschillende soorten in een ecosysteem veel met elkaar te maken, ze hebben veel interactie. Een simpel voorbeeld: een reiger eet graag een kikker uit de sloot. Die kikker heeft zich net gevoed met kevers, misschien wel blauwe muntgoudhaantjes (Chrysolina coerulans). Muntkevers zijn dol op citroenmelisse en munt, bijvoorbeeld je favoriete appelmunt (Mentha suaveolens 'Bowles Apfelminze'). De munt kan door de tijdelijk afname van de keverpopulatie meer energie in de bloei stoppen en daar profiteren hommels en andere bestuivers weer van.

Maar de reiger had ook een veldmuis of een gruttokuiken kunnen eten en de kikker zou het gemunt kunnen hebben op een paar vliegen boven de sloot. Hierdoor zouden de onderlinge interacties al heel anders zijn dan in het originele voorbeeld.
Op deze manier hebben álle interacties tussen soorten in de natuur weer invloed op andere soorten en hún interacties. (Dan laten we voor het gemak de invloed van bijvoorbeeld de temperatuur, neerslag of bodemsoort buiten beschouwing, want deze hebben ook een wisselwerking met de levende organismen.) Je kunt je wel voorstellen dat het web van interacties al snel behoorlijk ingewikkeld wordt. En dat is precies de bedoeling!

In tijden van stress is het erg nuttig dat er zoveel connecties tussen de soorten zijn. Ze kunnen dan tijdelijk (een deel van) van elkaars ‘functie’ in het ecosysteem overnemen. Een voorbeeld: de kleine wesp Perilitus coccinellae legt zijn eitje ín een lieveheersbeestje. De wesplarve leeft een tijdje binnen in het lieveheersbeestje, kruipt op een bepaald moment naar buiten en uiteindelijk overlijdt het lieveheersbeestje. Zijn er veel sluipwespen, dan komen er minder lieveheersbeestjes aan voortplanten toe en zijn er minder lieveheersbeestjeslarven. Lieveheersbeestjeslarven eten graag bladluizen. De afwezigheid van de larven zou daarom een probleem kunnen vormen voor een plant die belaagd wordt door luizen.

Maar ook mezen eten graag bladluizen en zij vinden het geen probleem om tijdelijk wat extra bladluizen te eten. Daar sturen lieveheersbeestjes en mezen geen onderlinge memo’s over, dat wordt vanzelf zo geregeld. De functie ‘bladluisbestrijder’ blijft vervuld en de plant ondervindt geen hinder van de afwezigheid van de lieveheersbeestjeslarven. Als de sluipwesppopulatie weer afneemt, worden er weer meer bladluizen gegeten door lieveheersbeestjeslarven en vullen de mezen hun dieet aan met ander voedsel. Op deze manier kan een gezond ecosysteem tegen een stootje en kunnen populaties zich weer snel herstellen als de stress voorbij is.

Oké, dus biodiversiteit is belangrijk. Nu de praktijk: hoe nodig ik zoveel mogelijk soorten uit in de tuin? Variatie is hier het toverwoord. In een bestrate tuin zullen niet veel soorten voedsel of een schuilplaats vinden. In een grasveld wordt dat al iets beter, maar ook die mogelijkheden zijn nogal tweedimensionaal; het leven speelt zich af onder de grond of tussen de grassprieten. Het zorgen voor gevarieerde beplanting is de belangrijkste stap tot een grotere biodiversiteit. Een verscheidenheid aan plantensoorten in meerdere vegetatielagen (zie blog 1) biedt voedsel en nestgelegenheid voor veel verschillende soorten.

De beplanting kan worden aangevuld met andere natuurlijke tuinelementen. Een takkenril bijvoorbeeld, waar het dunnere snoeihout wordt opgestapeld tussen verticaal geplaatste palen. Een takkenril is een ware biodiversiteitsmagneet! Vogels kunnen er schuilen en bij brede rillen zullen ze er zelfs in broeden. Zoogdieren, zoals egels, amfibieën en soms reptielen zoeken hun toevlucht onder de ril en kunnen er overwinteren. Ook insecten zullen plekken in de takkenril vinden om te schuilen of om voort te planten.

Stapelmuurtjes of insectenhotels van stenen, dakpannen of houtig materiaal zijn ook erg waardevol. Het zijn ideale plekken voor warmteminnende soorten om te schuilen of snel op te warmen in de ochtendzon.

Een vijver of poel is de meest bruisende aanvulling op een eetbare tuin of voedselbos. Waterelementen creëren automatisch een overgang tussen land en water en juist daar is het een feest van biodiversiteit. In en rondom het water leeft een veelheid aan dieren die er voedsel zoeken, eitjes leggen en schuilen. Boven het water suizen libellen en zweefvliegen en onder water schieten kevers, wantsen en larven tussen de waterplanten. Amfibieën zoals kikkers en padden eten graag een hapje mee van potentiële plaagdieren in de (moes)tuin en helpen zo de voedselkringloop in de tuin te balanceren. Op een warme dag nemen vogels en zoogdieren een verkoelend bad in de vijver. Heb je een grotere vijver, dan kun je deze onderdeel maken van de eetbare tuin door er oogstbare planten in te laten groeien. Een vijver heeft ook aantrekkelijke microklimaten.

Een microklimaat is een (kleine) plek met andere klimatologische omstandigheden dan de omgeving. Het kan er warmer zijn, droger, lichter etc. Soorten kunnen hier beter gedijen dan op basis van het algemene klimaat verwacht kan worden. In en rondom een vijver vind je meerdere microklimaten. Allereerst reflecteert het vijverwater het licht van de zon waardoor er meer licht beschikbaar is voor de omringende planten. Bovendien dempt een vijver temperatuurschommelingen in de omgeving; bij hitte warmt het vijverwater langzamer op dan de omgeving en de opgenomen warmte wordt geleidelijk afgegeven in de koude nacht. Donkere stenen in of op de rand van een vijver warmen juist snel op en geven die warmte weer af. Zo worden het plekken voor insecten en amfibieën om op temperatuur te komen. Kortom, een vijver is fantastisch!*

*niet wetenschappelijk bewezen, maar daarom niet minder waar! :)

 

Andere natuurlijke tuinelementen die de biodiversiteit kunnen vergroten zijn hügels (een type verhoogde plantbedden), kleine moerassen en losse hagen. Ben je graag creatief in de tuin, dan vorm je met de materialen die beschikbaar zijn in een handomdraai een tuinelement met een eigen microklimaat. Samen met de beplanting nodigen ze een grote diversiteit aan leven uit en vormen zo een aantrekkelijke en natuurlijke, eetbare tuin waarin het heerlijk toeven is.

 

Wil je de biodiversiteit in de tuin van Tasty Biotope met eigen ogen zien? In april en mei organiseren we workshops en rondleidingen. Wees welkom!